1. Het Satorvierkant - 11


    Datum: 6-10-2021, Categorieën: Fantasie Auteur: Leen, Bron: Opwindend

    ... zuidelijke stadsmuur. Die stadsmuur is geen brede muur, maar een eenvoudige muur die op vele plaatsen onderbroken is en samenvalt met de gevels van de laatste gebouwen van de stad. Over de hele lengte zitten er talloze gaten in, die door smokkelaars worden gebruikt om hun handelswaar ongemerkt de stad in te brengen.
    
    "Halt!" klinkt het plots van achter hen. Wanneer Maryam en Wulfbehrt zich verschrikt omdraaien, zien ze een stadswachter met getrokken zwaard op hen af komen rennen. Zijn stem is schor van woede. Wulfbehrt zucht en trekt een mes vanonder zijn riem vandaan.
    
    "Rennen!" roept hij en hij geeft Maryam een duw in de rug. Die snelt verschrikt een opening in de muur door.
    
    Wulfbehrt verspert de doorgang van de bewaker, Maryam zo de kans gevend zich uit de voeten te maken. Beide mannen staren elkaar even bewegingloos aan. Dan ademt de bewaker diep in. "Alarm!" De schreeuw weerkaatst tussen de huizen en stijgt boven de regen uit. Wulfbehrt doet alsof hij zijn mes in een gebaar van overgave wil laten vallen, maar op het laatste moment haalt hij uit met alle kracht die hij in zich heeft. Hij steekt zijn mes in de hand die het zwaard vast heeft en nog voordat het wapen de grond bereikt, heeft hij de soldaat in een houdgreep en zet hij hem het mes op de keel. "Het spijt me, dat ik dit moet doen," mompelt Wulfbehrt en in een vlotte beweging snijdt hij de keel van de soldaat over. Wanneer hij het geluid van rennende voetstappen hoort, draait hij zich om en gaat er ...
    ... vandoor.
    
    Samen met Maryam vlucht hij de heuvels in. "Niemand kent de streek beter dan ik," verzekert hij haar wanneer ze zich tussen de bomen bevinden. "Ik heb in deze streek gejaagd, weet je?". Ze lopen tussen het gebladerte door naar een beek en beginnen die stroomopwaarts te volgen. "We gaan helemaal naar boven, waar het bos dichter wordt en het moeilijk is om met een paard te komen. We zullen ons verbergen. Niemand zal ons vinden, dat zweer ik je."
    
    Een paar uur later, diep in het bos waar de bomen tot aan de oevers van de beek staan en de hemel volledig aan het zicht onttrekken, houden de twee vluchtelingen halt aan een rotsformatie. 'De grot van de goden', zo noemde Wulfbehrts vader het. Je komt de grot binnen via een nauwe spleet in de rotsen, die met boomstammen wordt gesloten om beschut te zijn tegen slecht weer en wilde dieren. Bij de ingang van de grot maakt Wulfbehrt een vuur en gaat hij met een fakkel naar binnen. Hij doet zijn bagage af en maakt met droog hout en bladeren die her en der verspreid liggen in de grot een geimproviseerde slaapplaats. "Hier komen ze nooit," probeert hij Maryam gerust te stellen. Die zit op een rots voor zich uit te staren. Haar benen zijn dik en voelen pijnlijk aan, maar het kan haar niet schelen.
    
    "Kom op, Maryam, doe die natte kleren uit."
    
    Stomverbaasd staart ze Wulfbehrt aan. Hij wil dat ze haar kleren uit trekt? Het was haar niet eerder opgevallen, maar nu lijkt haar jurk zich ongemakkelijk aan haar huid te plakken. Onder de ...