1. De Bergwandeling


    Datum: 18-7-2021, Categorieën: Groep Auteur: Vajèn, Bron: Opwindend

    ... scheef in zijn scharnieren en op de vloer ligt wat muf stro. Op een lap gescheurd landbouwplastic zijn wat stukken afgedankt gereedschap neergegooid: een schop zonder steel, een verroeste takkenschaar, een emmer met een gat in de bodem, . Zonnestralen vallen van alle kanten door het kapotte dak heen. Zittend tegen de vermolmde achterwand maakt Vajèn het zich zo gemakkelijk mogelijk. Tycho geeft haar een kus.
    
    "Het gaat wel even duren, schat, het is een eind lopen, maar ik beloof te zullen opschieten," zegt hij. Ze krijgt nog een bemoedigend kusje en nog een en dan is hij weg.
    
    Vajèn haalt haar lunchpakketje uit het rugzakje. Ze eet een broodje en neemt een paar slokjes uit haar veldfles. Daarna probeert ze een beetje te slapen, om de tijd te doden.
    
    Als er gestommel bij de deur klinkt, denkt ze even dat Tycho al terug is. Verrast kijkt ze op. Een knul in een bemodderde overall rijdt een kruiwagen het schuurtje in. Plukken ongekamd haar met een onbestemde, bruingele kleur hangen voor zijn ogen. Hij parkeert de kruiwagen bij de rest van het gereedschap. Pas als ze zachtjes kucht, merkt hij haar aanwezigheid op.
    
    Met zijn handen in zijn zakken blijft hij voor haar staan en kijkt vol belangstelling op haar neer. Vajèn schat hem niet ouder dan zeventien. Hij brabbelt iets in het onverstaanbare dialect van deze streek. Verontschuldigend haalt ze haar schouders op.
    
    "Ich verstehe dich nicht." Ter verduidelijking doet de knul alsof hij struikelt en valt. Dan wijst hij naar ...
    ... Vajèns blote voet, buigt voorover en raakt voorzichtig de eivormige zwelling op haar enkel aan.
    
    "Ein Unfall," beaamt ze. De knul streelt haar kuit, alsof ook die geblesseerd is. Geërgerd duwt Vajèn zijn brutale handen weg. Hij grinnikt en staart met een koortsige blik secondenlang naar de kloeke rondingen in haar T-shirt. Daar krijgt ze een bijzonder ongemakkelijk gevoel van. Net als ze denkt dat hij haar terplekke zal bespringen, staat hij op en wijst naar ergens buiten het schuurtje.
    
    "Mein Papa," zegt hij en gaat er op een holletje vandoor, zodat ze aanneemt dat hij zijn vader gaat waarschuwen dat er zich een of ander vreemd wijf in hun rommelhok verstopt heeft.
    
    Nog geen kwartier later hoort Vajèn voetstappen naderen. De vader, een bonkig gebouwde boer, loopt voorop. Zijn zoons volgen hem in ganzenmars. Vajèn telt ze terwijl ze binnen komen: één, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven. Nummer acht is de jongen die haar gevonden heeft, hij sluit de rij. In een halve cirkel komen de mannen om haar heen staan. Allemaal dragen ze een overall en allemaal hebben ze datzelfde karnemelksboerenhondenhaar. Hun familieverwantschap is onmiskenbaar: dezelfde bonkige bouw, dezelfde boerse koppen.
    
    Negen paar ogen loeren haar kant op, negen monden staan leep grijnzend open. Ze ruikt hun bokkenzweet en ze ruikt hun bronstigheid. Werktuigelijk slaat Vajèn haar rechterbeen over het linker en ze voelt hoe de spieren in haar kut paniekerig verkrampen. In haar beste schoolduits probeert ...