1. Het Satorvierkant - 13


    Datum: 25-9-2021, Categorieën: Fantasie Auteur: Leen, Bron: Opwindend

    Gouy, Normandië - september 1066
    
    "Eindelijk heb ik je gevonden!"
    
    Door de nevelsluiers die Maryam lijken te omhullen, dringt opeens een stem door, een stem die ze zo vaak heeft horen fluisteren in haar dromen. Maryam spert haar ogen wijd open. Voor haar staat een lange magere man. Hij heeft een lange bruinleren jas aan, zijn schoenen zijn met zilver beslagen en maken een hol geluid wanneer hij enkele stappen in haar richting zet. Hij staart haar met een felle blik aan. Maryam kijkt zwijgend naar zijn beschaduwde gezicht en huivert. Het lijkt alsof de tanden in zijn onderkaak te groot zijn voor zijn mond. Ze trekt bleek weg. Haar lichaam beeft van de spanning. Hij zet opnieuw een stap naar haar toe. Er is iets mis met het been van de man. Hij beweegt zich stijf, alsof het pijn doet.
    
    "Weet je hoe lang ik al naar je op zoek bent?"
    
    Maryam schudt haar hoofd. Niet als antwoord, maar meer een poging om zijn woorden van zich af te laten glijden. "Waarom laat je me niet met rust? Wat wil je van mij?"
    
    "Weet je dat echt niet?" De rijzige man neemt haar lange tijd in zich op. Dan vervolgt hij: "Dat amulet daar rond je hals."
    
    Maryam heft verschrikt haar hoofd, ze legt haar rechterhand beschermend op het amulet. "Nee."
    
    Er verschijnt een harde uitdrukking op de man zijn gezicht. Verbeten trekt hij een zwaard onder zijn leren jas vandaan. Zonder voorafgaande waarschuwing steekt de lange man de punt van zijn wapen in haar buik. Maryam haar ogen worden groot. Er klinkt ...
    ... een geluid als knappende takken, gevolgd door een dierlijke kreet. Ze zakt in elkaar. Bloed verspreidt zich langzaam over de grond. Ze gilt.
    
    "Jij monster!" schreeuwt ze.
    
    De man begint te lachen.
    
    De geur van bloed hangt in de lucht.
    
    Een branderig gevoel verspreidt zich langzaam door Maryam haar lichaam. Haar gezicht wordt gevoelloos, haar spieren verslappen en ze valt flauw.
    
    De grot vult zich met gejammer. Het is een soort snikkend geluid, zwak en huiveringwekkend. Een geluid dat rijst en daalt in golven, toenemend in volume en dan weer vervagend tot nauwelijks hoorbare fluisteringen. Alsof het hele grottenstelsel is vergeven van een vreselijk verdriet dat van de wanden straalt. De stokkende pijnlijke ademtochten en het droevige gejammer, worden steeds luider. Met grote vaart snort een zwermachtige substantie naderbij. De wolk, bestaand uit ondefinieerbare gekleurde deeltjes, maakt een zwenkende beweging en begint af te dalen. Blauw, groen en geel buitelen om elkaar heen als een soort confetti. Een glimlach tekent zich op Maryam haar lippen af. De wolk heeft haar nu aan alle kanten ingesloten en voert haar geest als door een droom weg.
    
    Voor haar verschijnt een vrouw in een kort wit kleedje. Het kraagje zit naar binnen gedraaid, er zit een geel vlekje op. Ze heeft haar armen gespreid en straalt een gelukzalige glimlach. Voorzichtig heft ze haar ene hand en beweegt haar vingers wuivend heen en weer. Onder de dunne witte stof bewegen haar borsten. "Jou mag niets ...
«1234»