1. Mini - 31


    Datum: 30-12-2017, Categorieën: Romantisch Auteur: Keith, Bron: Opwindend

    Ton zei: “Even kijken of er op het vliegveld nog wat te doen is.” “Vliegveld?” vroeg Claar verwonderd. Ton knikte. “Zweefvliegveld. Ik stond vroeger uren langs het hek te kijken. En ik vind het nog steeds mooi om te zien.”
    
    We liepen in oostelijke richting en Ton, Rob en Joline vertelden over de bijzonderheden van het bos en welk kattekwaad ze ooit waar hadden uitgehaald.Best wel onverwacht stonden we voor een open stuk heide, waar een aantal zweefvliegtuigen stonden.
    
    “Dat dacht ik al…” zei Ton. “De wind komt uit het zuid-oosten, dus moeten ze hier wel opstijgen.” Een van de zwevers werd juist vastgemaakt en vertrok even later: een kort stukje rijden en daarna steil omhoog aan de lierkabel. We hoorden de wind over de vliegels gieren. Hoog boven ons legde de vlieger de kist horizontaal en de kabel viel, met een kleine parachute er aan. Het geluid van de wind over de vleugels hield na een paar seconden op en de kist begon rondjes te draaien.
    
    “Die zoekt nu thermiek of hij zit al in een thermiekbel, om hoger en verder te komen. Veel zweefvliegers letten op roofvogels. Ook die zoeken de thermiek op. Het is niet vreemd dat een zweefkist simultaan rondjes draait met een buizerd of, in Amerika, met een adelaar of zo.” Een volgend vliegtuig werd aangehaakt en steeg ook op. Daarna was het even rustig.
    
    “Ik denk dat er zo meteen een paar gaan landen”, zei Joline. En jawel: een minuut later gleed er een schaduw over ons heen en honderd meter verder zette een vlieger zijn ...
    ... kist aan de grond. “Als er verder geen kisten meer landen, dan gaat die trekker de kabels bij de lier ophalen, hierheen trekken en kunnen de volgende kisten gestart worden. Best intensief, maar mooi om te zien.” Ton was een enthousiast verteller en Clara en ik vroegen veel terwijl we keken naar de bedrijvigheid op het veld.
    
    Rob en Mel zonderden zich een beetje af en stonden een aantal meters verderop ogenschijnlijk naar de bedrijvigheid op het vliegveld te kijken. Af en toe keek ik even; ze stonden rustig en zachtjes te praten, hun ogen op het veld gericht.
    
    Na een half uurtje gingen we rustig terug richting Malden. Ton en Claar voorop, Joline en ik er achteraan en Rob en Mel sloten de rij. Bengel rende van de een naar de ander, sleepte met takken en had het reuze naar de zin. “Die zal straks wel voor pampus liggen”, zei Joline, “tenminste… als ze haar eten op heeft. Vóór het eten blijft ze actief. Heeft ze haar brokken eenmaal binnen, dan hoor je ‘plof’ en ligt mevrouw ergens te slapen. Meestal op een plek waar ze vreselijk in de weg ligt.”
    
    Ton keek om. “Van wie zou ze dát nou hebben?” Joline lachte. “Oh, je bedoelt die vakantie in de Ardennen?” Hij knikte en begon weer te vertellen. “We waren een jaar of vier geleden op vakantie in de Ardennen. Een soort survival: Rob, Jo en ik. Elkaar beter leren kennen en zo. Een week lang hiken van de ene naar de andere camping. Enfin, op een dag waren we op onze bestemming aangekomen.
    
    Ik zette de tent op, Joline had die dag ...
«1234»